De thermostaat verlagen op kantoor: een goed idee?

In de strijd tegen de hoge energieprijzen besliste het Overlegcomité recent nog om de thermostaat in alle federale overheidsgebouwen te verlagen tot 19°C. Veel bedrijven voelen zich nu aangesproken om hetzelfde te doen. Maar is dat wel een goed idee? En bestaat er zoiets als de ideale werktemperatuur? 

3 minuten leestijd Welzijn op het werk 20 september 2022

Energie besparen is de boodschap

De energiefactuur: niet alleen gezinnen, maar ook bedrijfsleiders en organisaties liggen ervan wakker. En ook de overheid zoekt naar manieren om te besparen. Door de temperatuur in federale overheidsgebouwen te verlagen tot 19°C hoopt onze regering iedereen aan te sporen om minder energie te verbruiken. De gemiddelde temperatuur in overheidsgebouwen bedraagt nu 20 à 21°C. De thermostaat een graad lager zetten heeft al een enorme impact op de rekening, zo luidt de redenering.

Wat zegt de welzijnswetgeving?

Maar kan je wel comfortabel werken bij 19°C? De wetgeving omschrijft wel minimum- en maximumtemperaturen naargelang de zwaarte van het werk, maar verwijst voor de zogenaamde “comfortwaarden” naar de ISO 7730-norm.

ISO 7730

De ISO 7730-norm beschrijft de ergonomie van de thermische omgeving en bepaalt de grenswaarden waarbinnen mensen comfortabel kunnen werken. Om die zogenaamde thermische behaaglijkheid te berekenen, spelen zowel het globale als het plaatselijke thermische comfort een rol.   

Globaal comfort

Voor het globale comfort zijn er twee belangrijke parameters: PMV en PPD.

  • De PMV, predicted mean vote, drukt de temperatuurbeleving uit voor een grote groep personen. Dat gebeurt op een zevenpuntenschaal van koud tot heet, waarbij 0 (neutraal) de ideale score is.
  • De PPD, predicted percentage dissatisfied, is een maat voor comfort. Deze parameter kijkt niet naar het gemiddelde van de groep, maar naar het percentage mensen dat zich niet comfortabel voelt bij de temperatuur. Door individuele verschillen is het onmogelijk om een thermische omgeving te creëren die iedereen tevreden stemt. We spreken van een acceptabel comfortniveau als minder dan 10% van de mensen een thermisch onbehagen ervaart.

Lokaal discomfort

Thermische behaaglijkheid slaat trouwens niet enkel op het hele lichaam, maar geldt ook voor een specifiek lichaamsdeel. Dat is het lokaal discomfort. Vooral beeldschermwerkers zijn hier gevoelig voor. Denk maar aan tocht in je nek of een koude vloer onder je voeten.

De ideale temperatuur bestaat niet

Een grenswaarde waarbij iedereen zich comfortabel voelt, bestaat eenvoudigweg niet. Bovendien draait thermisch comfort om veel meer dan enkel de temperatuur. Factoren als tocht, vochtigheid, kledij, type activiteit enz.. spelen ook een belangrijke rol.

Dat weet ook onze preventieadviseur arbeidshygiëne, Roger Collier: “Idealiter ligt de temperatuur in de zomer tussen 22 en 26°C, in de winter tussen 20 en 24°C. Maar niet alleen de temperatuur is van belang. Als je in een oud gebouw met veel tocht werkt, dan mag de radiator nog 24°C aangeven, het zal toch oncomfortabel aanvoelen. Op dezelfde manier is 19°C in de ene situatie perfect doenbaar, maar in een andere omgeving te koud.”

Hoe pak je dit aan als werkgever?

“Het is dus zeker niet verboden om de temperatuur op 19°C te zetten”, vervolgt Roger Collier, “maar het is wel belangrijk om eerst een risicoanalyse te doen. Zo ga je goed na of de nadelen van je besparingsmaatregel niet opwegen tegen de voordelen. Wat daarbij altijd vooropstaat, is de gezondheid van je werknemers. Als werkgever moet je nu eenmaal voor een veilige en gezonde werkplek zorgen.”