Komt er een belasting op het voordeel van de bedrijfsfiets?

Maatregelen als de kilometervergoeding voor de fiets en fietsleaseformules hebben van de tweewieler een populair alternatief gemaakt voor het woon-werkverkeer. Vanaf dit jaar verandert er een en ander op het vlak van belastingvrijstelling van de kilometervergoeding. 

2 minuten leestijd Mobiliteit 11 juni 2024

Verhoging vrijstelling en plafond

Voor het woon-werkverkeer dat met de fiets, de e-bike of de speed pedelec wordt afgelegd, krijgen werknemers een fietsvergoeding.  

  • De vrijgestelde kilometervergoeding wordt vanaf 1 januari 2024 (aanslagjaar 2025) verhoogd van € 0,27 tot € 0,35 per kilometer.  

  • De Wet van 22 december 2023 voorziet echter ook een aantal beperkingen: 

  • Er komt een plafond op de belastingvrijstelling: de van belasting vrijgestelde fietsvergoeding bedraagt maximaal € 3500 (Wet van 12 mei 2024). Dit komt overeen met een woonwerktraject (heen en terug) van 46 km per dag x 210 dagen x € 0,35 per km. 

  • De vrijstelling zal enkel nog van toepassing zijn wanneer de werknemer of bedrijfsleider de werkelijke beroepskosten niet bewijst. Met andere woorden: als de werknemer of bedrijfsleider genoegen neemt met het wettelijk kostenforfait, kan hij/zij blijven genieten van de vrijstelling van de fietskilometervergoeding.  

Die keuze – bewijzen van de werkelijke beroepskosten of toepassing van het wettelijk kostenforfait – wordt pas duidelijk bij de aangifte van de personenbelasting. Vanaf aanslagjaar 2025 moet de fietsvergoeding vermeld worden op de fiche 281.10/281.20 en overgenomen in de aangifte van de personenbelasting.     

Aftrek werkelijke beroepskosten

Een werkgever of vennootschap kan dus een bedrijfsfiets (incl. toebehoren, onderhouds- en stallingskosten) ter beschikking stellen aan een werknemer of bedrijfsleider. Als die fiets daadwerkelijk gebruikt wordt voor de verplaatsingen tussen de woonplaats en de plaats van tewerkstelling, is het voordeel van deze terbeschikkingstelling vrijgesteld van personenbelasting.  

Ook deze vrijstelling vervalt vanaf 1 januari 2024 (aanslagjaar 2025) wanneer de werknemer of bedrijfsleider kiest voor de aftrek van de werkelijke beroepskosten. Vanaf aanslagjaar 2025 zal ook het (eventueel belastbare) voordeel uit de ter beschikkingstelling van de bedrijfsfiets moeten worden vermeld op de fiche 281.10/281.20 en overgenomen in de aangifte van de personenbelasting. Het voordeel kan worden geraamd op basis van de werkelijke waarde in hoofde van de werknemer of de bedrijfsleider.

Conclusie

Wanneer de werknemer of bedrijfsleider er NIET voor kiest om de werkelijke beroepskosten te bewijzen, verandert er niets. In dat geval blijven zowel de fietsvergoeding voor het woon-werkverkeer als de bedrijfsfiets die gebruikt wordt voor woonwerkverplaatsingen, onbelast.