Versoepeling scholingsbeding voor knelpuntberoepen

De regering wil werkgevers aanmoedigen om te investeren in de opleiding van hun werknemers. Daarom versoepelde ze het scholingsbeding voor knelpuntberoepen. Zo geldt de loongrens – die normaal bestaat binnen het scholingsbeding - sinds 10 november 2018 niet wanneer medewerkers een opleiding volgen in het kader van een knelpuntberoep.

3 minuten leestijd Personeelsbeleid 30 april 2019

Sinds 29 april is er een tweede versoepeling ingevoerd. Er kan voortaan immers ook een scholingsbeding ingevoerd worden voor opleidingen die wettelijk of reglementair verplicht zijn om het beroep uit te oefenen, voor zover het ook hier om een opleiding in het kader van een knelpuntberoep gaat.

Wat is een scholingsbeding?

Wat is een scholingsbeding?

Een werkgever kan een scholingsbeding afsluiten met een werknemer die tijdens de arbeidsovereenkomst- én op kosten van de werkgever - een opleiding van zekere omvang volgt.

In zo’n scholingsbeding staat duidelijk dat de werknemer een deel van de opleidingskosten terug moet betalen als hij de onderneming verlaat vóór het einde van de afgesproken periode.

Een scholingsbeding is aan strikte wettelijke voorwaarden verbonden.

Voor welke werknemers?

Een werkgever en een medewerker kunnen enkel een scholingsbeding afsluiten als er een overeenkomst van onbepaalde duur is.

Het jaarloon van de werknemer moet meer bedragen dan 39.353 euro (in 2023). Anders is het  scholingsbeding ongeldig. Sinds 10 november 2018 is deze voorwaarde echter niet langer van toepassing op opleidingen voor een beroep of een functie die voorkomen op de gewestelijke lijsten van knelpuntberoepen of moeilijk in te vullen functies. De plaats van tewerkstelling bepaalt welke lijst van toepassing is.

Vormvoorwaarde

De werkgever moet het beding schriftelijk afsluiten met elke werknemer afzonderlijk en ten laatste op het ogenblik waarop de opleiding start. De clausule kan dus zowel bij de indiensttreding afgesloten worden als tijdens de uitvoering van de arbeidsovereenkomst. Deze clausule moet bovendien een aantal verplichte vermeldingen bevatten.

Geldigheidsvoorwaarden opleiding

Het scholingsbeding moet aan deze voorwaarden voldoen:

  • De vorming moet de werknemer toelaten om nieuwe professionele competenties te verwerven die ook buiten de onderneming nuttig zijn.
  • De vorming moet ten minste 80 uur duren of, als dit aantal uren niet bereikt wordt, moeten de kosten minstens het dubbel bedragen van het gewaarborgd gemiddeld minimum maandinkomen (3.187,52 euro vanaf 1 september 2018).
  • De opleiding mag niet voortvloeien uit een wettelijke of reglementaire bepaling om het beroep uit te oefenen. Vanaf 29 april 2019 is deze voorwaarde echter niet langer van toepassing op opleidingen voor een beroep of een functie die voorkomen op de gewestelijke lijsten van knelpuntberoepen of moeilijk in te vullen functies. Let wel, sinds 10 november 2022 moeten wettelijk of reglementair verplichte vormingen, ook deze voor een knelpuntberoep, kosteloos aangeboden worden als die opleiding ook noodzakelijk is voor de functie waarvoor de werknemer is aangeworven.

Geldigheidsduur en terugbetaling door de werknemer

De geldigheidsduur van het scholingsbeding moet vastgesteld worden in functie van de kosten en de duur van de opleiding. Het mag bovendien niet meer dan drie jaar bedragen.

Werknemers die de onderneming verlaten voor de bepaalde duur is verstreken, moeten een deel van de opleidingskosten terugbetalen aan de werkgever. Het terug te betalen bedrag mag niet hoger zijn dan:

  • 80% van de opleidingskosten als de werknemer vertrekt voor 1/3de van de overeengekomen periode;
  • 50% van de opleidingskosten als de werknemer vertrekt tussen 1/3de en uiterlijk 2/3de van de overeengekomen periode;
  • 20% van de opleidingskosten als de werknemer vertrekt na 2/3de van de overeengekomen periode.

Het bedrag mag bovendien nooit hoger zijn dan 30% van het jaarloon van de werknemer.

Uitsluiting

Het scholingsbeding gaat niet door als de arbeidsovereenkomst beëindigd wordt:

  • tijdens de eerste zes maanden vanaf de aanvang van de overeenkomst;
  • door de werkgever, zonder dringende reden;
  • door de werknemer omwille van een dringende reden;
  • in het kader van een herstructurering zoals bedoeld in de wet over het generatiepact.

Eerste medewerker aanwerven? Liantis sociaal secretariaat begeleidt je van a tot z!

Neem contact op