Alles wat u moet weten over het Vlaams stelsel alternerend leren en werken

De Vlaamse regering wil met een nieuw stelsel duaal leren en werken de bestaande leerovereenkomsten en statuten harmoniseren. Vermits zowel het decreet als het besluit inmiddels werden gepubliceerd, is het stelsel op 1 september 2016 in werking getreden.

5 minuten leestijd Personeelsbeleid 05 september 2016

Toepassingsgebied

Het nieuwe stelsel is van toepassing op elke opleiding van het voltijds secundair onderwijs die door de Vlaamse Regering als duaal wordt aangeduid en elke opleiding in het deeltijds beroepssecundair onderwijs en in de leertijd.

Twee soorten overeenkomsten

Met de intrede van het nieuwe stelsel verdwijnen een aantal bestaande leerovereenkomsten:

  • de leerovereenkomst en leerverbintenis: dit zijn de middenstandsleerovereenkomsten;
  • de industriële leerovereenkomst;
  • de beroepsinlevingsovereenkomst (let wel: BIO’s zonder alternerende opleiding blijven wel bestaan);
  • de individuele beroepsopleiding (IBO en IBO-DO) in het kader van het Vlaams Deeltijdse Beroeps Secundair Onderwijs (let wel: een IBO via de VDAB zal wel nog mogelijk zijn en ook de instapstage VDAB blijft bestaan).
  • de alternerende bouwopleiding (ABO).

Hiervoor komen twee nieuwe types van overeenkomsten in de plaats:

  • de overeenkomst van alternerende opleiding (OAO): voor opleidingen die op jaarbasis gemiddeld minstens 20 uur per week opleiding op een reële werkplek omvatten, zonder rekening te houden met de wettelijke feest- en vakantiedagen;
  • de stageovereenkomst alternerende opleiding:
    • voor opleidingen die door de Vlaamse Regering als duaal aangeduid werden en die op jaarbasis gemiddeld minder dan 20 uur per week opleiding op de werkplek omvatten, zonder rekening te houden met de wettelijke feest- envakantiedagen;
    • of voor opleiding die uitsluitend plaatsvinden op een gesimuleerde werkplek. Gesimuleerde werkplekken komen enkel in aanmerking voor zover ze eigen zijn aan de sector of de onderneming en ook door werknemers binnen een sector of onderneming gebruikt dienen te worden.

Leerovereenkomsten die voor 1 september 2016 afgesloten werden, blijven lopen tot hun einddatum.

Modelovereenkomst

Met elke leerling moet een afzonderlijke (stage)overeenkomst tot uitvoering van de alternerende opleiding afgesloten worden. Deze overeenkomst moet schriftelijk zijn en uiterlijk ondertekend worden op het tijdstip waarop de leerling zijn alternerende opleiding in de onderneming aanvat. Voor beide types van overeenkomsten heeft de Vlaamse Regering een model opgesteld, waarin een aantal verplichte vermeldingen en bepalingen zullen staan.

Verplichte bijlagen

Een aantal documenten maken verplicht deel uit van iedere overeenkomst:

  • het opleidingsplan, opgesteld door de opleidingsverstrekker in overleg met de onderneming;
  • de rechten en plichten van de leerling, de onderneming en de opleidingsverstrekker;
  • de integrale tekst van de artikelen van het decreet met betrekking tot de schorsing en de beëindiging van de overeenkomst van alternerende opleiding;
  • het arbeidsreglement.

Looptijd en arbeidsregime

De (stage)overeenkomst tot uitvoering van de alternerende opleiding is een overeenkomst van bepaalde duur die schooljaaroverschrijdend kan zijn. De leerling kan, om zijn opleidingsplan uit te voeren, opeenvolgende overeenkomsten met verschillende ondernemingen sluiten. De duur van alle overeenkomsten samen mag niet meer bedragen dan de duur van de alternerende opleiding waarop de overeenkomsten betrekking hebben en dit vanaf het moment dat de alternerende opleiding voor de leerling ingevuld is met een werkplekcomponent.



De overeenkomst en stageovereenkomst alternerende opleiding is een voltijdse overeenkomst en heeft betrekking op het volledige leertraject, zowel de lescomponent als de werkplekcomponent.



De tijd die de leerling moet besteden aan de uitvoering van de (stage)overeenkomst van alternerende opleiding in haar totaliteit, overeenkomstig het uurrooster, mag niet meer bedragen dan de maximale arbeidsduur voorzien door de Arbeidswet of krachtens die wet toepasselijke collectieve arbeidsovereenkomst of het toepasselijke arbeidsreglement.



De uitvoering van de(stage)overeenkomst van alternerende opleiding wordt geschorst onder dezelfde voorwaarden en in dezelfde gevallen als een arbeidsovereenkomst, met dien verstande dat bij een stageovereenkomst van alternerende opleiding er geen leervergoeding verschuldigd is door de onderneming.

Vakantieregeling

Een leerling gebonden door een stageovereenkomst alternerende opleiding volgt de schoolvakantieregeling. Voor leerlingen met een overeenkomst alternerende opleiding geldt een specifieke regeling.



Deze leerlingen hebben, naast de gewone regeling voor het recht op betaalde vakantie, ook recht op twintig niet-betaalde vakantiedagen (ongeacht de startdatum van de overeenkomst), op te nemen in de schoolvakanties (al dan niet in losse dagen). De werkgever mag het opnemen van deze dagen niet weigeren. Leerlingen zijn echter niet verplicht om ook daadwerkelijk van deze niet-betaalde vakantiedagen gebruik te maken.

Opzeggingstermijn

Een (stage)overeenkomst kan op verschillende manieren beëindigd worden. Enkel tijdens de eerste 30 dagen geldt een opzeggingstermijn van 7 dagen. Wil de onderneming of de leerling nadien de overeenkomst beëindigen (bij tekortkomingen in de verplichtingen, omstandigheden die het goede verloop van de opleiding ernstig belemmeren of ingeval de leerling wil overschakelen naar een andere opleiding) dan dienen ze hiervoor een bemiddelingsprocedure te volgen onder leiding van de trajectbegeleider. Ook de opleidingsverstrekker (school) zelf kan tot beëindiging van de overeenkomst overgaan.

Leervergoeding

Het voornaamste verschil tussen beide types overeenkomsten is dat de onderneming bij een overeenkomst van alternerende opleiding een leervergoeding aan de leerling verschuldigd is. Deze leervergoeding bedraagt een percentage van het nationaal gewaarborgd gemiddeld minimum maandinkomen, zoals bepaald voor werknemers van 18 jaar bij NAR cao:

  • 29% tijdens het eerste opleidingsjaar van de alternerende opleiding;
  • 32% als de leerling het eerste opleidingsjaar van de alternerende opleiding of de tweede graad van het secundair onderwijs met succes heeft beëindidgd;
  • 34,50% als de leerling een van de volgende jaren, kwalifitcatiefases of opleidingen met succes heeft beëindigd:
    • het tweede opleidingsjaar van de alternerende opleiding;
    • het eerste jaar van de derde graad van het secundair onderwijs;
    • de kwalificatiefase van het buitengewoon secundair onderwijs;
    • een alternerende opleiding van minstens twee jaar.

Sociaal statuut

Het sociaal statuut van de leerling verschilt naargelang het soort overeenkomst dat gesloten wordt.

Bij een overeenkomst van alternerende opleiding beslaat de opleiding gemiddeld op jaarbasis minstens 20 uur per week en wordt er een leervergoeding betaald. Hierdoor voldoet zo’n overeenkomst aan de definitie van alternerende opleiding van de RSZ-wet.

Tot 31 december van het jaar waarin hij of zij 18 jaar wordt, is een leerling met een overeenkomst van alternerende opleiding enkel onderworpen aan de regeling voor de jaarlijkse vakantie, arbeidsongevallen, beroepsziekten en een aantal bijzondere bijdragen.



Vanaf 1 januari van het jaar waarin hij of zij 19 jaar wordt, zijn alle gewone socialezekerheidsbijdragen verschuldigd. Voor bijzondere bijdragen is dit niet per definitie het geval. Zo valt de leerling, over de sectoren heen, bijvoorbeeld niet onder het toepassingsgebied van de bijdrage verschuldigd voor het Fonds voor Bestaanszekerheid. Iedere werkgever gaat dit best na voor zijn sector.



Een stageovereenkomst alternerende opleiding voldoet echter niet aan de definitie voorzien in de RSZ-wet. Een leerling verbonden door een dergelijke stageovereenkomst is dus niet onderworpen aan de RSZ en bouwt geen sociale rechten op.