Pensioen werknemer: wat zijn de verplichtingen voor werkgever?

Wanneer mag een werknemer op pensioen en heb je als werkgever verplichtingen in dit kader? Hoe zit het met de Wet op de Aanvullende Pensioenen (WAP) en moet je als werkgever je medewerkers een aanvullend pensioen bieden? We zetten je op de goede weg.

Wanneer mag een werknemer op pensioen?

De wettelijke pensioenleeftijd in België is 65 jaar. Deze leeftijd wordt geleidelijk verhoogd tot 66 jaar in 2025 en 67 jaar in 2030.

Op pensioen gaan is niet verplicht. Wil de medewerker nog langer doorwerken, dan dient hij op een later moment een pensioenaanvraag in. Of hij combineert zijn pensioen met een beroepsactiviteit. Daarnaast kan je medewerker vervroegd met pensioen gaan indien hij aan een reeks (loopbaan)voorwaarden voldoet.

Wat zijn de verplichtingen voor de werkgever?

Als werkgever heb je in principe geen wettelijke verplichtingen. De medewerker kan zijn arbeidsovereenkomst opzeggen vanaf de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin hij 65 wordt. Voor een beëindiging van de arbeidsovereenkomst vanwege rustpensioen, volg je in de basis de normale regels voor de berekening van de opzeggingstermijn, uitgaande van de werknemer. In de praktijk stellen werkgever en werknemer meestal een wederzijds akkoord op.

Verplichtingen rond het aanvullend pensioen

Aanvullende pensioenen zijn wel aan verplichtingen gebonden. Een aanvullend pensioen (tweede pensioenpijler) komt boven op het wettelijk pensioen in de vorm van een eenmalig kapitaal of een periodieke uitbetaling.

Een aanvullend pensioen via de werkgever, heet een ondernemingspensioen. Neemt de bedrijfssector het initiatief voor een pensioenplan, dan geldt dat sectorpensioen voor alle medewerkers van de sector.

Is er geen sectorpensioen, dan ben je als werkgever niet verplicht een aanvullend pensioen te voorzien voor je medewerkers. Kies je ervoor een pensioentoezegging aan te bieden aan je medewerkers, dan bouw je aanvullend pensioen voor hun op bij een pensioeninstelling. De bijdragen voor het aanvullend pensioen stort je aan de pensioeninstelling. Zo zijn je medewerkers er zeker van dat hun aanvullend pensioen niet in gevaar komt bij een stopzetting van het bedrijf.

Wet op de Aanvullende Pensioenen: de tweede pijler

De Wet op de Aanvullende Pensioenen (WAP) voorziet in een minimumrendement dat je als werkgever moet garanderen op eigen stortingen en bijdragen van je medewerkers. De rendementsgarantie bedraagt minimaal 1,75% en maximaal 3,75%.

Het gevolg hiervan is dat je als werkgever het verschil zelf moet bijbetalen indien het behaalde rendement bij uitbetaling lager ligt dan het rendement dat je moet garanderen. Dit risico is aanwezig wanneer je uitsluitend kiest voor een verzekeringscombinatie op basis van gewaarborgd rendement (tak 21). Het totaal rendement in tak 21 bestaat uit een gewaarborgd rendement plus een mogelijke winstdeelname. De meeste verzekeraars zorgen ervoor dat het totaal rendement bij pensioenverzekeringen voor werknemers minstens gelijk is aan de WAP-rendementsgarantie. Let hierop bij je keuze voor een pensioenverzekeraar.

Een andere mogelijkheid is dat je voor een collectief pensioenplan gedeeltelijk of volledig investeert in een verzekeringscombinatie zonder gewaarborgd rendement, op basis van beleggingsfondsen (tak 23). Deze tak biedt meer dynamische beleggingsmogelijkheden op langere termijnen waarbinnen je je beleggingsdoel kunt halen (de ‘beleggingshorizon’). Investeren in tak 23 betekent niet dat je zonder risico de WAP-rendementsgarantie behaalt, maar je hebt wel meer mogelijkheden om aan je rendementsverplichtingen te voldoen en bijbetalen te voorkomen.