Verdere verbetering van het sociaal statuut van de zelfstandigen in 2019

Het sociaal statuut van de zelfstandigen evolueert voortdurend. Met het einde van het jaar in zicht, blikken we graag even terug op een aantal verbeteringen aan het sociaal statuut die in 2019 werden doorgevoerd.

5 minuten leestijd Sociaal statuut 28 november 2019

Invoering vaderschaps- en geboorteverlof

Een eerste belangrijke verbetering is de invoering, vanaf 1 mei 2019, van het vaderschaps-en geboorteverlof voor zelfstandigen. Voortaan kunnen zelfstandige vaders en meemoeders 10 dagen (of 20 halve dagen) verlof opnemen en ontvangen zij een uitkering voor de (volle of halve) dagen waarop zij niet werken. Hiermee werd een belangrijke leemte opgevuld.

Desondanks is er nog ruimte voor verbetering. Liantis stelde immers vast dat vaders en meemoeders die kort voor de geboorte van het kind de overstap maakten van het statuut van werknemer naar het statuut van zelfstandige in hoofdberoep (of omgekeerd) in bepaalde gevallen uit de boot vallen. Zij kunnen dan noch als werknemer noch als zelfstandige aanspraak maken op vaderschaps- of geboorteverlof. Liantis heeft deze lacune aangekaart bij de bevoegde instanties. Wij verwachten dat er binnen afzienbare tijd een oplossing komt voor dit probleem.

Snellere uitbetaling moederschapsuitkering

Sinds 1 januari 2019 moeten de ziekenfondsen ten laatste dertig dagen na de eerste dag opgenomen moederschapsrust een eerste stuk van de uitkering uitbetalen. Vervolgens gebeurt de uitbetaling maandelijks, voor de weken moederschapsrust die de vrouwelijke zelfstandige de maand voordien opnam.

Dankzij deze maatregel ontvangen kersverse moeders sneller de uitkeringen waar ze recht op hebben. Ongetwijfeld een goede zaak.

Uitkering vanaf de eerste dag arbeidsongeschiktheid

Sinds 1 juli 2019 kunnen zelfstandigen vanaf de eerste dag arbeidsongeschiktheid aanspraak maken op een ziekte-uitkering, op voorwaarde dat men minstens 8 dagen arbeidsongeschikt blijft. Hiermee werd de zgn. ‘carenzperiode’ afgeschaft. De carenzperiode was een periode van erkende arbeidsongeschiktheid tijdens dewelke zelfstandigen geen uitkering ontvingen. In 2018 werd deze carenzperiode reeds gehalveerd van 30 naar 15 dagen.

Dit is zonder meer een grote stap vooruit voor zelfstandigen die om gezondheidsredenen hun activiteit tijdelijk moeten onderbreken. Lees meer over de sociale bescherming bij arbeidsongeschiktheid.

Uitkeringen bij arbeidsongeschiktheid na wettelijke pensioenleeftijd

Sinds 1 juni 2019 kunnen zelfstandigen ook na het bereiken van de wettelijke pensioenleeftijd (op dit moment 65 jaar) nog in aanmerking komen voor een uitkering wanneer zij arbeidsongeschikt worden. Voorheen was dit niet mogelijk.

Om in aanmerking te komen, mag men geen pensioen genieten en moet men gedurende een bepaalde referteperiode minstens de minimumbijdrage van een zelfstandige in hoofdberoep of van een meewerkende echtgenoot maxistatuut betaald hebben.

Het recht op arbeidsongeschiktheidsuitkeringen na 65 jaar is beperkt tot de eerste 6 maanden van arbeidsongeschiktheid.

65-plussers die, al dan niet na een periode van arbeidsongeschiktheid, hun pensioen willen opnemen, moeten een pensioenaanvraag indienen. Dit in tegenstelling tot zelfstandigen en werknemers die hun pensioen opnemen vanaf de wettelijke pensioenleeftijd.

Uitbreiding overbruggingsrecht

Zelfstandigen die hun beroepsactiviteit stopzetten of onderbreken, kunnen in bepaalde gevallen gebruik maken van het overbruggingsrecht. Het overbruggingsrecht voorziet in een tijdelijke uitkering gedurende maximum 12 maanden en in het behoud van rechten op het vlak van de ziekteverzekering gedurende maximum 4 kwartalen.

Met ingang van 1 juli 2019 werd het overbruggingsrecht op verschillende vlakken uitgebreid:

  1. Zelfstandige helpers en meewerkende echtgenoten die persoonlijk failliet werden verklaard, komen voortaan ook in aanmerking voor de 1e pijler (faillissement) van het overbruggingsrecht.
  2. De 3e pijler van het overbruggingsrecht (gedwongen onderbreking) werd uitgebreid met een bijkomende situatie: de gedwongen onderbreking door een beslissing van een derde economische actor of door een gebeurtenis met een economische impact’.
  3. Voor zelfstandigen die minstens 15 jaar pensioenrechten hebben opgebouwd als zelfstandige, kan de maximale duur van het overbruggingsrecht over de gehele loopbaan verdubbeld worden van 12 naar 24 maanden (uitkering) en van 4 naar 8 kwartalen (behoud van rechten). De maximale toekenningsduur per ‘feit’ blijft wel beperkt tot 12 maanden uitkering en 4 kwartalen behoud van rechten.

En in 2020?

Omwille van de onzekere politieke situatie (federale regering in lopende zaken zonder parlementaire meerderheid) is het niet mogelijk om nu reeds in te schatten wat 2020 zal brengen op het vlak van het sociaal statuut van de zelfstandigen.

Wel kunnen we reeds het volgende meegeven:

Afkoop studiejaren - overgangsregeling loopt af op 1 december 2020

In 2017 werd het systeem van de afkoop van studiejaren grondig hervormd. De afkoop van studiejaren kan leiden tot een hoger pensioenbedrag maar kan er nooit voor zorgen dat men vroeger op pensioen kan. Op 1 december 2017 startte een overgangsperiode die afloopt op 1 december 2020.

Tijdens deze overgangsperiode hebben zelfstandigen nog de mogelijkheid om de studieperiode te laten gelijkstellen in de ‘oude’ regeling. Wie van deze mogelijkheid gebruik wenst te maken, moet vóór 1 december 2020 een aanvraag indienen. Vanaf 1 december 2020 zal men geen keuzemogelijkheid meer hebben en kan men enkel nog studiejaren afkopen volgens de nieuwe regels.

Daarnaast heeft het einde van de overgangsperiode ook een impact op de berekening van de bijdragen in het kader van de afkoop van studiejaren: voor aanvragen ingediend tijdens de overgangsperiode wordt de bijdrage voor de afkoop van een studiejaar in de nieuwe regeling forfaitair bepaald (momenteel is de bruto kostprijs voor de afkoop van 1 studiejaar 1.529,96 euro). Enkel voor studieperiodes gelegen vóór 1 januari van het jaar van de 20e verjaardag wordt de bijdrage actuarieel berekend. De bijdragen berekend volgens de actuariële methode liggen doorgaans een pak hoger dan de forfaitaire bijdragen.  

Voor aanvragen ingediend vanaf 1 december 2020 wordt de actuariële berekening de algemene regel. De forfaitaire bijdrage wordt dan enkel nog toegepast indien de aanvraag tot afkoop van studiejaren gebeurt binnen een termijn van 10 jaar na het behalen van het laatste diploma dat voor gelijkstelling in aanmerking komt.

Waalse en Brusselse gezinsbijslagen

Op 1 januari 2019 werd het federale stelsel van gezinsbijslagen geregionaliseerd. Sinds die datum geldt in Vlaanderen (‘Groeipakket’) en in de Duitstalige gemeenschap een eigen regeling.

In Wallonië werden vanaf 1 januari 2019 al een aantal zaken aangepast. Vanaf 1 januari 2020 wordt een nieuwe regeling van kracht voor kinderen geboren vanaf 1 januari 2020. Ook in Brussel gaat men vanaf 1 januari 2020 van start met een eigen, nieuwe regeling.

Meer info: www.kidslife.be.

Relevante artikels

Lees zeker ook ...